Wandelen/informatie Griekenland: Agio Oros. |
Het derde en meest oostelijke schiereiland van Chalkidiki, het bergachtige Athos, neemt als zelfstandige
monnikenrepubliek een bijzondere positie in binnen de Griekse grenzen.
Sinds 1923 is Griekenland de beschermende mogendheid van deze unieke kloosterstaat. Het heeft de taken van politie en
grensbewaking op zich genomen en verleent iedere in een klooster intredende monnik het Griekse staatsburgerschap.
De kloosters, die sinds de 10e eeuw uit kluizenaarswoningen zijn voortgekomen, werden een middelpunt van de orthodoxie.
De grondregels zijn isolering en kastijding tegen wereldlijke invloeden, om in meditatie en het zich wenden naar God een
verheven, aan het aardse ontrukt bestaan te verkrijgen. De 20 grootste kloosters hebben verschillende leefregels, 13
ervan hanteren een streng gemeenschapsleven terwijl de overige 7 kloosters een dagindeling naar eigen goeddunken hanteren.
Behalve de 20 grote kloosters bezit Athos nog een aantal Skiti, dat zijn kleine dorpsgemeenschappen van monniken.
Daaraan verwant zijn 'Kellia' (cellen), alleenstaande hoeven waarvan de monniken ten dele door de grote kloosters
worden verzorgd.
Bijna alle kloosters werden in de Byzantijnse periode gesticht. De naam Agio Oros duikt voor het eerst op in keizerlijke
documenten uit de 11e eeuw. De eerste monniken waren echter al in de negende eeuw naar het schiereiland gekomen en
leefden hier als kluizenaars in hutten of in grotten. In 963 werd het klooster Megistis Lavras gesticht. In het
tijdbestek tussen de stichting van het klooster Megistis Lavras en de 16e eeuw werden alle 20 grote kloosters gesticht
die ook nu nog dienst doen. Naast de 17 Griekse kloosters is er een Russisch, een Bulgaars en een Servisch klooster.
In de grootste bloeiperiode, in de 14e eeuw, leefden er zo'n 50.000 monniken op het schiereiland. In de periode van de
17e en 18e eeuw groeide Agio Oros uit tot een religieus en cultureel centrum van de orthodoxie.
Vandaag de dag leven er in Agio Oros niet meer dan 2.500 monniken waaronder vele Russen, Bulgaren, Roemenen en Serviërs.
De 20 kloosters zijn achtereenvolgens in hiërarchische volgorde: Megistis Lavras, Vatopediou, lviron, Chiliandariou,
Dionysou, Koutloumousiou, Pantokratora, Xiropotamou, Zografou, Docheiariou, Karakallou, Filotheou, Simonos Petras,
Agiou Pavlou, Stravonikita, Xenofontos, Grigoriou, Esfigmenou, Agiou Panteleimona en Konstamonitou.
De kloostergebouwen vertegenwoordigen een stuk architectuurgeschiedenis. De buitenkant van de vaak verscheidene
verdiepingen tellende gebouwen kreeg meestal een vestingachtige vorm met wachttorens, kantelen en borstweringen. Het
grondplan van de meeste kloosters is rechthoekig en omsluit een binnenhof. In het midden daarvan staat de kerk
(katholikon) dat altijd een kruiskoepelkerk met halfronde Abside is. Langs de zijden liggen de gemeenschapsruimten (eetzaal,
werkplaatsen) en de cellen van de monniken.
De kerken van Agio Oros zijn versierd met schitterende fresco's, die met name van de hand van beroemde ikonenschilders komen.
De kloosters bezitten daarnaast ook een schat aan waardevolle ikonen en andere kunstvoorwerpen, maar ook zeldzame
handschriften en boeken. De kloosters kan men wellicht het best karakteriseren als de meest complete musea van
Byzantijnse kunst ter wereld.
Een bezoek aan de monnikenrepubliek is aan strenge voorwaarden en formaliteiten gebonden. Zo zijn vrouwelijke wezens,
ook vrouwelijke dieren, de toegang tot het schiereiland ontzegt.
Men kan alleen via de haven van Dafni bij Agio Oros komen en hier bevinden zich, evenals in Karyes, logies mogelijkheden
voor diegenen die de speciale toestemming, de "Diamonitirio",hebben weten te bemachtigen.